Zijn er omstandigheden waarin er geen sprake is van het testing-effect?

Feedback geven of bedenkingen formuleren? Lees misschien eerst deze disclaimer of Over deze blog.

Introductie

Deze post is gebaseerd op een blogpost van Greg Ashman die ik via Twitter op het spoor kwam. Als 'beginneling' had ik tot op heden steeds gelezen over het positief effect van retrieval in geval van delayed testing (twee groepen bestuderen bepaalde leerstof. In een volgende fase zal de controlegroep de leerstof opnieuw bestuderen. De andere conditie doet dit niet, maar zal de leerstof actief trachten op te halen op een test-achtige manier. Deze laatste groep zal betere resultaten halen dan de eerste indien er een test op langere termijn na de feiten afgenomen wordt; zie ook deze post daarover; eigen toevoeging).

Ashman bespreekt in zijn post een artikel (van Gog et al., 2015) en twee reacties daar op. In het artikel van van Gog et al. (2015) wordt gesteld dat er geen sprake is van een testing-effect (verbetering van probleemoplossend vermogen), vergeleken met opnieuw instuderen, in geval van het bestuderen van uitgewerkte voorbeelden (worked examples). Het artikel onderbouwt deze stelling door de bespreking van vier experimenten, waarin de conclusie telkens is dat er geen positief effect van retrieval vergeleken met opnieuw instuderen.

Bespreking

van Gog en Sweller (2015) stellen dat het testing effect verdwijnt, wanneer de te leren en geteste materie complexer wordt. Dit wil zeggen, wanneer de onderlinge samenhang van de inhoud sterker wordt, het ene stukje info noodzakelijk is voor het begrijpen/leren van het andere (element interactivity). van Gog en Sweller vermelden dat dit geen nieuw gegeven is, maar dat er reeds in 1917 melding gemaakt wordt hiervan: testing effect is eerder een feit in geval van het leren van info met een lagere complexiteit of random informatie (zonder onderlinge samenhang).

Een andere reactie van Karpicke en Aue (2015) spreekt voor zich in de titel 'The Testing Effect Is Alive and Well with Complex Materials'. Zij stellen dat er van alles 'methodologisch' mis is met de review van van Gog en Sweller en er wel degelijk sprake is van een testeffect, ook in een context van complexere materialen. Het begrip 'element interactivity' wordt volgens hen door van Gog en Sweller subjectief benadert, zijn er wel degelijk studies voor handen die wijzen op een positief effect van testen bij het leren van inhouden van een hogere moeilijkheidsgraad en hebben ze geen gegevens op basis van het manipuleren van de complexiteit van de materie (een essentieel gegeven is het uitvoeren van een echt experiment, en een experiment is de enige basis waarop oorzaak-gevolg uitspraken kunnen gedaan worden; eigen toevoeging).

Twee redenen waardoor testen niet meer effect zou kunnen hebben dan herstuderen, in het geval van moeilijkere inhouden, zouden kunnen zijn:

  • er is sprake van een positief testeffect in het studeren van 'onsamenhangende' info, doordat lerenden dan net gaan trachten om connecties en verbindingen te gaan leggen tussen deze losse stukken info. Iets wat bij complexe materialen niet meer 'nodig' is aangezien zij al onderling verbonden zijn;
  • indien info moeilijk is, en dus eigenlijk nog niet begrepen door de lerenden, valt er niets te herinneren en actief op te halen en zijn studenten beter gebaat bij het opnieuw leren van de inhouden.
De twee duo's interpreteren 'complexiteit' en dus ook 'element interactivity' op een andere wijze.
In een artikel (Roediger en Karpicke, 2006) waar vrij vaak naar verwezen wordt in het kader van het testing-effect, dienen groepen studenten twee teksten opnieuw te bestuderen of alles op te schrijven wat ze er nog over weten. Er wordt geconcludeerd dat er sprake is van een testeffect.
van Gog en Sweller stellen dat deze taak weinig complex is, terwijl Karpicke en Aue vinden dat er sprake is van een hoge mate van 'element interactivity'.
Het probleem is dat dit te maken heeft met een interpretatie van de hoeveelheid cognitive load die de leertaak met zich meebrengt (hoeveel cognitieve belasting is inherent aan de te leren materie, op de blog vind je via de 'labels' tal van posts terug waarin cognitive load een onderwerp is; eigen toevoeging). Volgens Ashman is cognitive load echter moeilijk objectief te meten, aangezien de verwerking zich afspeelt 'in de hersenen' van de lerenden.

Ashman stelt dat lesgevers misschien dienen betrokken worden bij het opzetten van een experiment, zodat het meer is afgestemd op de context van de reële lespraktijk. Hij geeft aan dat de manier waarop het experiment van Roediger en Karpicke is opgebouwd, in zijn wiskundelessen, er op neer zou komen dat lerenden zich eerder zoveel mogelijk elementen van de stappen in het oplossen van een probleem dienen te herinneren, dan wel dat ze effectief meer weten over hoé het probleem op te lossen. Anderzijds kan het herinneren van stappen ook wel een goede tussenfase zijn in het komen tot effectieve probleemoplossing.

Ashman roept (beide partijen) op om meer experimenten te verrichten waarbij er wel gemanipuleerd wordt met de variabele 'complexiteit/element interactivity'. In deze paper wordt dit reeds beschreven en zou er geen positief effect zijn van retrieval vergeleken met herstuderen, één van de co-auteurs is wel Sweller.

Referenties

Are there times when practice testing is ineffective?. (2018). Filling the pail. Retrieved 31 December 2018, from https://gregashman.wordpress.com/2018/11/21/are-the-times-when-practice-testing-is-ineffective/amp/?__twitter_impression=true

Reacties